Zooals wij hiervoren op blz. 53 reeds zagen had Goyart van Engeland een der beide aan het St. Jacobskerkhof staande
| 66 | ||||||
huizen, die hij in 1600 had gekocht, tot een Capucijnerklooster bestemd, doch daar het daartoe te klein bleek te zijn had hij het 4 April 1612 verkocht aan Jacob, den zoon van Andries Jacobszn, molenaar. In de plaats daarvan had hij reeds 24 Februari 1612 een ander huis gekocht, dat in de tegenwoordige Diepstraat stond en waaraan hij dezelfde bestemming wilde geven. Over dit laatste huis komt in Reg. n° 247 f. 323 eene Schepenakte van 28 September 1594 voor, waarbij Jacob Beyharts Franchoyszn, schout van bet Kwartier van Oisterwijk, ter voldoening aan het huwelijkscontract, tusschen hem namens zijnen zoon Jan als bruidegom en Jan van Esch namens diens dochter Agneesken als bruid gesloten, aan dien zoon schonk: syne groote huysinge, gestaen ende gelegen in de Diepstraet metten hoff, bleycke ende cameren, daeraen liggende, gereserveert nochtans den voors. Jacoppen Beyhardt de voorste huysinge mette poortcamer, streckende van de Gasthuyscameren totten iersten gevel toe van de cuecken, daer de ceuckendore in staet ende metten cleynen hoofken, daeraen liggende. Bedoelde zoon was geboren uit het eerste huwelijk van Jacob Beyharts met Godefrida, dochter van Jan Hermanszn, den molder en Jenneken. Verder komt over dat huis voor in eene Schepenakte van 24 Februari 1612 (Reg. n° 311 f. 317 vso), dat Jacob Franchoyszn Beyharts voornoemd als daartoe gemachtigd zóó bij het testament van Jenneken, dochter van Marcelis Hermans van Bergen, zijne tweede vrouw, als bij dat van Peterken, dochter van Peter van Antwerpen, zijne derde vrouw, en met hem zijn zoon Jan Beyharts, schout te Moergestel, als transport en actie hebbende ingevolge akte van huwelijksvoorwaarden en daarbij gedane gift, op laatstgezegden datum voorschreven huis, - dat alsnu omschreven werd als: henne huysingen metter poorten, poorthuyse, stallinge ende achterhuyse metten hoff ende bleyke tusschen den grooten huyse ende drye cameren, staande aan de Diepstraat tusschen het St. Anthonisgasthuis ex uno en gezegde cameren ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, alsmede meergezegde cameren, staande tus- | 67 | ||||||
schen gemelde bleek ex uno en de erven der kinderen van Jan van Dinther ex alio, welke goederen door Jacob Beyharts voornoemd waren gekocht, eensdeels 30 December 1580 van jonker Willem van Achelen, schout van het Kwartier van Maasland en anderdeels 27 October 1584 van Arnd, zoon van Jan Rutgerszn van Griensven, c.s., - verkochten aan den reeds genoemden Goyart van Engelant, priester, tot behoeff van de Eerw. Heeren ende Paters van de Capucinen tot stichtinge ende optimmeringe van eenen convent tot behoeff van dezelven ordre binnen dese stadt ende staet te weten, dat dese transportatie is geschiedende in plaetsche van eenre andere huysinge, hoff ende erffenisse op den Wijntmolenberch gelegen, by den voors. heeren Goyarden van Engelant op den 3 Aug. l.l. den voirs. Heeren Capucinen opgedragen en ter liefde Goidts tot een convent gegeven, welcke opdracht ende gifte met dese tegenwoirdige opdracht ende donatie wordt gecasseert ende te nyet gedaen. Bij dit huis kocht Goyart van Engeland 4 April 1612 (Reg. n° 311 f. 435) van meergenoemden Jacob, zoon van Andries Jacobszn, nog bij het Westwaarts daarnaast staand huis met erf, tuin en eenen doorgang, zijnde twee woningen, en staande in de Diepstraat tusschen het huis, dat eertijds was van Jacob Franszn Beyharts en nu is der Paters Capucynen ex uno en dat der erfgenamen van den linnenwever Willem de Vrieze, ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, ook tot behoeff van de heeren Patres van de Capucinen binnen den Bosch. Deze gebouwen bleken evenmin tot hun klooster geschikt te zijn, weshalve de schenking daarvan eveneens werd te niet gedaan en Goyart van Engeland aan deze Paters schonk het Refugiehuis van Postel, zooals wij in Deel I p. 268 reeds zagen. Toen Goyart van Engeland was komen te overlijden werden 14 Juni 1625 (Reg. n° 325 f. 232) diens voorschreven gebouwen in de Diepstraat verdeeld als volgt tusschen de kinderen van zijnen zoon Goyart en Beelken de Weer (dochter van Jan Goijartszn en Elisabeth Verhofstad):
| 68 | ||||||
Uit laatstgemelde akte heeft men eenigszins kunnen opmaken hoe de gebouwen waren die Goyart van Engeland
| 69 | ||||||
in de tweede plaats voor een Capucijnenklooster had geschonken. Thans is er niets meer over van die gebouwen; zij stonden ter plaatse waar nu o.a. staan de huizen genummerd 16, 18 en 20. | 70 |
Noten | |
1. | Haar man was Arnd Tholincx Dirckszn. |